Fotografie: Luuk Kramer
Boekpresentatie ‘Het Rijtjeshuis’ in het ABC Haarlem
Bijna iedereen woont erin, heeft erin gewoond of kent in ieder geval wel iemand die er in woont: het rijtjeshuis is hèt Nederlandse huis. Dit blijkt ook uit de statistieken: 60% van de Nederlanders woont in een rijtjeshuis. Als ik aan een rijtjeshuis denk, denk ik vooral aan een eindeloze herhaling van degelijke huizen met een tuintje aan de voor- en achterkant die er allemaal nagenoeg hetzelfde uitzien. Journalist Bernard Hulsman en fotograaf Luuk Kramer weten het publiek ervan te overtuigen dat het rijtjeshuis minder saai en eenvormig is dan men denkt. Ze lieten in het ABC Haarlem een fotopresentatie zien over de geschiedenis van het Nederlandse rijtjeshuis. Dit naar aanleiding van hun boek en de bijbehorende tentoonstelling in het ABC Haarlem (nog te zien tot 15 mei 2014).
Zus onder de trap
De presentatie begint met een foto van het ouderlijke huis van Bernard Hulsman: een doorzon rijtjeshuis in Weesp. Deze woning is ook wel bekend als woning type C, dat destijds besteld kon worden bij het Bouwcentrum in Rotterdam. Het is een standaardtype huis waarvan er duizenden in Nederland zijn gebouwd. Bijna iedereen in het publiek herkent de woning (van dit type boek) dan ook. Voor de familie Hulsman was het huis wat krap bemeten. Het gezin woonde met z’n tienen in één doorzonwoning. Dat dit behelpen was wordt wel duidelijk gemaakt door de anekdote van Hulsman waarin hij vertelt dat zijn zus onder de trap sliep. ‘Gordijntje ervoor en dat was dan de slaapplek van mijn zusje’. Na de persoonlijke verhalen over de typische jaren ’60 doorzonwoning van de familie Hulsman werd een grote stap naar het verleden gemaakt.
Geen eenvormigheid
Hulsman laat zien dat het rijtjeshuis zijn oorsprong vindt in het 16e eeuwse hofje: een oerrijtjeshuis geplaatst rondom een gemeenschappelijke tuin. Hij toont beelden van de vooroorlogse rijhuizen die er stuk voor stuk verschillend uitzien. Van de eenvormigheid, die je wel ziet bij de jaren ’60, ’70 en ’80 rijtjeshuizen, is bij deze huizen absoluut geen sprake. Elk rijtje heeft zijn unieke verhaal en bijbehorende unieke uiterlijk. Het ene rijtje is gebouwd door een rijke filantroop voor het huisvesten van de armen, het andere rijtje is gebouwd door een woningbouwvereniging voor de arbeiders van de nabijgelegen fabriek. Allemaal boeiende verhalen, met prachtige verschillende rijtjes tot gevolg: gedecoreerde rijtjes als tegenhanger van modernistische rijtjes zonder poespas en statige rijtjes in het groen als tegenhanger van knusse rijtjes in voormalige arbeiderswijken.
Het Wilde Wonen
De variatie die ontstond in de vooroorlogse rijtjes raakte in de jaren ’90 ook weer in zwang, maar dan op een grotere schaal en geïnitieerd door projectontwikkelaars. De rijtjeshuizen zien er niet meer allemaal hetzelfde uit, zoals in de decennia daarvoor, maar worden gebouwd in verschillende bouwstijlen. Hulsman toont als voorbeeld de wijk Kattenbroek in Amersfoort, wereldwijd bekend onder planologen en architecten. De wijk is verdeeld in woonthema’s waarin zo’n veertig architecten nog meer verschillende woningen bouwden. Ook de openbare ruimte is in deze wijk niet eenvormig maar divers, want er zijn verschillende landschapsstijlen ontworpen.
Het was een succes: vanuit de hele wereld, waaronder de VS waar men een andere manier zocht om uitbreidingswijken te maken, kwam men kijken naar de Hollandse aanpak. Er was ook kritiek. De woningen zien er van buiten verschillend uit, maar de indeling van de (rij)woningen verschilt niet al te veel ten opzichte van elkaar. Een bekend criticus is de architect Carel Weeber, de bedenker van ‘het Wilde Wonen‘, een concept waarbij de bewoner zelf mag bepalen hoe zijn huis eruit komt te zien. Weeber keerde zich af tegen de staatsarchitectuur in de vorm van het rijtjeshuis en vond het een achterhaald woningtype dat hoort bij de verzorgingsstaat. Hij wilde dat iedereen zelf bepaalde hoe zijn huis er van binnen en van buiten uit komt te zien. Het Wilde Wonen dat Carel Weeber voorstond is nog niet echt van de grond gekomen, maar heeft wel wat verandering teweeggebracht in de woningbouw: er zijn meer vrije kavels uitgegeven waarop de bewoner zelf een huis mag bouwen. Daarnaast worden er steeds meer verschillende woningtypen gebouwd die een heel andere plattegrond hebben dan het rijtjeshuis.
Hulsman sloot zijn verhaal over Carel Weeber scherp af met de observatie dat Carel Weeber wel een radicale breuk met het rijtjeshuis wilde, maar dat zelfs hij niet buiten het idee van het rijtjeshuis kon denken. In Weebers tekeningen zie je vrijstaande huizen die desondanks toch dezelfde basisopzet hebben als een rijtjeshuis. Dat zelfs de grootste criticus van het rijtjeshuis geen afstand kan nemen van dit oerhollandse woningtype toont toch wel weer aan hoe sterk het rijtjeshuis is ingebakken in de Nederlandse cultuur.
Interesse in het boek? Het is hier online te koop of verkrijgbaar in het ABC Haarlem.